Elke baby zijn eigen ritme

Borstvoeding en homeopathie
baby

Lang geleden werkte ik als leerling-verpleegkundige op een grote verloskundige afdeling van een ziekenhuis. Kraamvrouwen verbleven daar toen ruim een week tot  tien dagen. We hadden het altijd druk met de voedingen. Alle baby’s vóór en ná de voeding wegen en er dan met een flesje nog iets bijproppen als het volgens de weegschaal onvoldoende was. Regel was regel, dag één 6×10 ml, dag twee 6×20 ml enz. En dat dan elke 3 uur en waar nodig ook nog ’s nachts. Dan was net de rust weergekeerd en was het tijd voor de volgende ronde, kindje wakker of niet, wegen, drinken, wegen en bijvoeden.

In bad

En badderen, dat gebeurde ’s nachts, wij vonden dat enig om te doen, maar voor de moeders was dat toch minder leuk, op dag negen mochten ze toekijken hoe een kraamverzorgende dat voordeed. Al gauw merkte ik dat het heel veel uitmaakte hoe je zelf was. Als we ’s morgens om zes uur begonnen met de eerste ronde en we hadden haast omdat we laat waren, dan verliep het aanleggen van de kindjes vooral heel traag. Dus doen alsof ik alle tijd van de wereld had werkte het beste. Hoe goed rust, reinheid en regelmaat ook zijn, later ervoer  ik dat die ijzeren regelmaat lang niet altijd werkte. Baby’s hebben een eigen ritme. Als wijkverpleegkundige werkte ik in een nieuwbouwwijk waar dus veel baby’s geboren werden en ik weer heel andere ervaringen op kon doen als in het ziekenhuis.

Eigen ritme

Elk kind zijn eigen ritme, sommigen heel gemakkelijk op vaste tijden, een ander juist een paar keer kort achter elkaar en dan weer uren niet. Als moeder en kind de tijd namen om samen het beste ritme te ontdekken, ging het altijd goed. Het jongetje dat met zijn moeder de kraamperiode in het ziekenhuis had doorgebracht, zie ik nog voor me. Hij was geboren in stuitligging met gestrekte benen, iets dat niet vaak voorkomt. Bij thuiskomst lag hij nog steeds met zijn gestrekte beentjes in een hoek van 90º, een koddig gezicht, in de baarmoeder had hij met zijn voeten tegen zijn neus gelegen. De eerste dag thuis wilde hij niet drinken, hij was bijna niet wakker te krijgen, hij had wel geregeld een natte luier. Moeder maakte zich zorgen en belde, want hij moest van het ziekenhuis nog zeven voedingen. Ik trok mijn stoute schoenen aan en zei: laat hem maar lekker slapen, hij komt vanzelf wel. Toch zat ik niet helemaal rustig thuis, had ik dat wel mogen zeggen? Toen moeder de volgende dag weer belde, waren we beiden gerustgesteld, die ochtend had hij al drie keer gedronken.

Bijkomen

Opeens ging me een lichtje op: het gaat bij baby’s net als bij volwassenen die uit het ziekenhuis komen: in het ziekenhuis een hele Piet, want je wilt zo graag naar huis. Eenmaal thuisgekomen voel je pas hoe moe je bent van je verblijf daar en moet je echt bijkomen. Nee, het ziekenhuis is geen plek waar je tot rust kunt komen.